BOMEN 3e GROOTTE
Naam boom | Latijnse naam | Hoogte max. |
---|---|---|
Eenstijlige meidoorn | Crataegus monogyna | 8-10 mtr |
Gele kornoelje | Cornus mas | 6 mtr |
Hazelaar | Corylus Avellana | 6 mtr |
Sporkehout / Vuilboom | Frangula almus | 5 mtr |
Vlier | Sambucus nigra | 7 mtr |
Laurierwilg | Salix pentandra | 10 mtr |
Wegedoorn | Rhamnus catharticus | 6 mtr |
Amandelwilg | Salix triandra | 5 mtr |
Egelantier | Rosa rubiginosa | 3 mtr |
Krentenboom | Amelanchier lamarckii | 6 mtr |
Hulst | Ilex Aquifolium | 8-9 mtr |
Eenstijlige meidoorn
De eenstijlige meidoorn ( Crataegus monogyna) kennen de meeste mensen als een meidoornhaag. Echter deze inheemse plant wordt ook als sierboom gekweekt.
De eenstijlige meidoorn groeit met stevige zijtakken die vrij breed uitgroeien. Uiteindelijk vormt deze sierboom zich tot een bloesemboom met een min of meer ronde open kroon.
De stam en takken van deze meidoorn zijn grijs gekleurd. De doorns van de meidoorn zijn circa 2,5 cm lang en vrij scherp. Het donkergroene blad van de meidoorn is aan de onderkant lichter. In het voorjaar is deze gehele sierboom bedekt met witte bloesem gevolgd door rode vruchten die tot ver in de winter blijven hangen.
De stevige en harde wortels van deze bloesemboom gaan zeer diep en spreidend. De grondsoort moet stevig zijn aangezien de meidoorn bij slechte beworteling windgevoelig blijkt. De boom is ongevoelig voor luchtvervuiling. De Crataegus monogyna is een sierboom die bijzonder geliefd en geschikt voor de kleinere tuinen is. Deze sierboom verdraagt verharding goed. Op arme droge gronden laat deze bloesemboom vroeg in het jaar al zijn blad vallen.
Gele kornoelje
Gele kornoelje, Cornus mas, is aan het eind van de winter gemakkelijk te herkennen, omdat deze struik dan bloeit met kleine, viertallige, gele bloemen. De bloemen hebben kleine kroonbladen die een kruis vormen.
De bladeren zijn enkelvoudig en gemakkelijk te herkennen. Je kunt een blad dwars in twee helften verdelen, die dan aan elkaar blijven hangen door de elastische houtvaten
De brede struik wordt veel bezocht door bijen en hommels. Na de bloei ontstaan eetbare rode vruchten. Cornus mas krijgt een schitterende herfstkleur, de bladeren krijgen een gele, oranje en dieprode kleur.
Hazelaar
In onze bossen, bosranden, struwelen en hagen is een van de opvallende struiken de Hazelaar, Corylus avellana. De struik valt in de winter al op door de bloeiende katjes. Het is de eerste plantensoort uit onze wilde flora die in het jaar begint te bloeien. Soms zelfs al voor de jaarwisseling.
De gewone hazelaar is een sterke struik die uitgroeit tot een kleine meerstammige boom met een dichtvertakte ronde kroon. De bruine jonge twijgen zijn enigszins behaard, de oudere bast gaat na enkele jaren iets afbladderen. De dofgroene bladeren zijn eveneens behaard en voelen daardoor wat ruw aan. In de herfst kleuren ze bruingeel. De sierlijke mannelijke katjes zijn al voor de winter zichtbaar maar openen omstreeks eind februari. De kleine rode vrouwelijke bloemen groeien uit de bladknoppen en zijn onopvallend. De vruchten rijpen omstreeks september. De hazelnoten worden deels omsloten door twee vruchtbladen. De noten bevatten veel plantaardige vetten en eiwitten en zijn dan ook een gezonde delicatesse. Het wortelgestel is gevoelig voor verstikking. Kan op iedere bodem worden toegepast mits deze voldoende luchtig en ontwaterd is.
De eironde bladeren die in een spitse punt eindigen en een gezaagde bladrand hebben, komen pas na de bloei tot uitbotten. De hazelnoten worden niet alleen door mensen gegeten, maar vormen een belangrijke voedselbron in de winter voor een aantal soorten dieren. Omdat Hazelaar zo vroeg bloeit wordt de struik ook door imkers aangeplant, zodat vroeg in het jaar actieve bijen het pollen kunnen verzamelen.
Aan het eind van de bloeiperiode krijgt de Hazelaar pas zijn bladeren. Deze zijn omgekeerd eirond met een zwak hartvormige voet en eindigen in een spitse punt. De rand van de bladeren is dubbel gezaagd.
Interessant is hoe de Hazelaar verspreid wordt. De vruchten van deze struik worden in het najaar door allerlei dieren verzameld die een wintervoorraad aanleggen. Omdat een aantal van de opbergplaatsen niet meer door de betrokken eekhoorns, vlaamse gaaien, spechten en boomklevers worden opgezocht om de hazelnoten te verorberen, krijgen ze in het voorjaar de kans om te kiemen en uit te lopen. Op die manier wordt de verspreiding van de Hazelaar bevorderd.
Sporkehout / Vuilboom
Sporkehout is een plant uit de wegedoornfamilie. Andere namen voor sporkehout zijn spork, gewone vuilboom, bloedboom, pijlhout, hondskers, honzehout, sprokkel, peggehout, duvelskeersj, houtjeshout, buskruithout, en stinkboom, en die hangen meestal samen met het (vroegere) gebruik ervan
Sporkehout is een bladverliezende, meestal meerstammige struik van 3-6, bij uitzondering 7 m hoog, maar soms een kleine boom met een stamdiameter tot 20 cm. De schors is donker paarsbruin, met heldergeel hout dat zichtbaar wordt als de bast wordt verwijderd.
Sporkehout bloeit tussen april en juli en wordt door insecten bestoven. De vrucht is een kleine bes (eigenlijk een meerkernige steenvrucht) van 6-10 mm in diameter, die rijpt van groen via rood tot donkerpaars of zwart, waarbij opvalt dat in de late zomer aan dezelfde tak alle kleuren bes tegelijk voorkomen. De bes bevat twee halfronde grijsbeige steenkernen van 5 mm.
Sporkehout komt voor in Europa met uitzondering van het uiterste noorden, West-Siberië, de Kaukasus en het Atlasgebergte. In Nederland is sporkehout een algemeen voorkomende heester in laagveengebieden, aangeplant bos in de IJsselmeerpolders en de duinen, hoewel ze zeldzaam is op de Waddeneilanden en ontbreekt op kleigrond.
Sporkehout prefereert een zure grond, groeit in vochtige bossen en venen en is een kensoort voor de klasse van wilgenbroekstruwelen (Franguletea). Buiten de duinen groeit hij in dezelfde biotopen als de wilde kamperfoelie. Beide soorten houden van vochtige maar niet natte ruwe humus in de grond.
Sporkehout heeft baat bij het afhakken doordat de stronken weer snel veel nieuwe takken maken. De soort is waardplant voor de dagvlinders groentje, citroenvlinder en boomblauwtje. Ook een aantal motten leeft van het blad van deze heester zoals de sporkehoutspanner, de grote boomspanner, de rossige haakbladroller en de vuilboomooglapmot die het blad mineert. Tot slot is het sporkehout ook nog een waardplant voor de wants Apolygus rhamnicola, en de bladvlo Trichochermes walkeri.
De bladeren van wegedoorn en sporkehout hebben vaak oranje zwellingen die worden veroorzaakt door kroontjesroest Puccinia coronata. De bessen worden voornamelijk gegeten door frugivore (vruchtetende) vogels zoals grote lijster, kramsvogel en fazant, die zo de zaden verspreiden in de uitwerpselen. Omdat deze struik zo´n lange bloeiperiode heeft, is het een zeer belangrijke drachtplant voor honingbijen.
Sporkehout is voor mensen onsmakelijk en licht giftig, maar zowel de bessen als de bast kunnen als laxeermiddel gebruikt worden. De bast bevat 3-7% antrachinon, dat de wand van de endeldarm aanzet tot beweging ongeveer 8-12 uur na vertering.
De bessen kunnen worden gebruikt voor verschillende verfstoffen zoals schijtgeel en sapgroen. Doordat het hout weinig anorganisch materiaal (as) bevat kan er goede houtskool van gemaakt worden dat werd gebruikt om te tekenen en als bestanddeel van buskruit. In de imkerij werden de dunne, lange, rechte twijgen gebruikt als spijlen in bijenkorven om de bijen van daaruit eenvoudig uitneembare raten te laten bouwen. De Friese naam bijspilehout verwijst hier nog naar.
Sporkehout heeft een beperkte decoratieve waarde zonder opvallende bloemen of bladeren, en wordt voornamelijk geteeld voor de ecologische waarde, met name om de citroenvlinder aan te trekken
Vlier
De gewone vlier (Sambucus nigra) of zwarte vlier is een plant uit de muskuskruidfamilie. De gewone vlier is voor veel dieren giftig vanwege cyaanverbindingen in het blad. Hij wordt wel door het edelhert gegeten, dat geen moeite heeft de plantendelen te verteren.
De bloei is van mei tot juli. De bestuiving vindt plaats door insecten. De vruchten zijn in september en oktober rijp. Botanisch gezien zijn de bessen steenvruchten. De plant vermeerdert zich door zaad, dat met name door spreeuwen, die dol op de bessen zijn, wordt verspreid.
Rauwe bessen smaken wrangzuur.
De plant komt zeer algemeen voor in bossen, heggen, langs muren en in de duinen. De vlier stelt geen hoge eisen aan zijn standplaats en wordt zelfs in dakgoten gevonden.
Het hout van de gewone vlier is zacht en splintert niet, maar het is hard als het gedroogd is. Daarom kunnen er kleine gebruiksvoorwerpen en instrumenten van worden gemaakt. Op vlierhout is vaak de judasoorzwam te vinden.
Het merg van de twijgen wordt toegepast om kleine voorwerpen te beschermen.
Vroeger eindigde de afvoer van de gootsteen boven de grond net buiten de muur. De vlierstruik werd hiervoor geplant en onttrok dit gat dan aan het zicht.
Gekneusde bladeren bijeengebonden boven een deur of raam zouden muggen op afstand houden. Kransen van vliertakken legt men over de hoofden van paarden om lastige vliegen op afstand te houden.
Aan de vlier worden diverse heilzame werkingen toegeschreven. In het jaar 400 voor Christus, refereerde Hippocrates aan de vlier als zijn "medicijnkastje".
Voorafgaand aan het tijdperk van de antibiotica, was vlier een van de belangrijkste ingrediënten in veel bereidingen van kruidengenezers, farmaceuten en medici. Vandaag de dag wordt vlier gebruikt als alternatief voor conventionele medicijnen en vooral in de vorm van een extract ter bestrijding van verkoudheid, virale infecties (Influenza en herpesvirussen). Vlier wordt vaak aanbevolen als complementaire therapie samen met de klassieke antioxidanten vitamine C en zink, ter ondersteuning van de natuurlijke herstelprocessen.
De Europese zwarte vlier is een rijke bron van plantenpigmenten en fenolische bestanddelen. Gezeefde siroop van vlier is een huismiddel tegen keel- en buikpijn.
Van de bloeiwijzen worden als nagerecht vlierbloesembeignets gemaakt. De bloeiwijze wordt in pannenkoeken gebruikt. De Noord-Amerikaanse indianen frituren de bloesem. Van de bloemen maakt men siroop. Deze wordt ook geproduceerd in Engeland en staat bekend als Elderflower Cordial. In Zweden staat het bekend als Fläderblomssaft. De gedroogde bloesem wordt gebruikt om kruidenthee van te zetten. Van de vlierbloesem wordt een verfrissende limonade gemaakt, die ook bij verkoudheden wordt toegepast.
In de periode van Sint Jan (24 juni) de jonge scheuten gebruiken.
Vlierbessen bevatten veel vitamines. Per 100 gram bevat het bijvoorbeeld 18 à 36 milligram vitamine C en 1,6 milligram ijzer. De bessen bevatten de naar het geslacht genoemde licht giftige stof sambunigrine, die echter door koken onschadelijk wordt. Van de vruchten worden vruchtensap, sterke drank, jam, gelei en siroop gemaakt. Ook worden de bessen gebruikt voor het verven.
Zowel bloemen als bessen worden gebruikt voor het maken van vruchtenwijn. In Portugal werden de vlierbessen ook wel gebruikt om port mee te kleuren.
Aan de bloesem van de vlier worden voorspellende krachten toegeschreven. In Centraal-Europa hangen jonge meisjes in de nacht van 21 juni een bloeiende bloeiwijze achter het bed. Hierdoor zal hun toekomstige echtgenoot zich in hun droom openbaren.
Laurierwilg
De laurierwilg (Salix pentandra) behoort tot de wilgenfamilie (Salicaceae). De laurierwilg komt van nature voor in de Benelu
De wilg heeft aanliggende knoppen die verspreid liggen op de takken. De knoppen lopen spits toe en hebben enkele knikjes. De bladeren worden vier tot twaalf centimeter lang en hebben een gezaagde bladrand met een groene kleur. De laurierwilg kan wel tien meter hoog worden.
De laurierwilg bloeit van mei tot en met juni, draagt zaden van juni tot juli en is daarmee de laatste bloeiende van het geslacht Salix. De mannelijke bloeiwijze komt tot uiting in de vorm van gele katjes die vijf tot twaalf meeldraden bevatten. De katjes zijn afstaand geplaatst. De vrouwelijke bloeiwijze bestaat uit groene katjes. De laurierwilg is tweehuizig.
De laurierwilg komt van nature voor in natte gebieden zoals langs slootkanten, duinvalleien, moerasbossen, trilveen en natte graslanden. De boom komt van oorsprong voor in Europa en Azië. De boom is een snelle groeier.
Wegedoorn
De wegedoorn (Rhamnus cathartica) is een struik uit de wegedoornfamilie. De plant lijkt een beetje op sporkehout (Frangula alnus).
Rhamnus is afgeleid van het Griekse "rhamnos" (naaien of steken), een verwijzing naar de dorens. De soortaanduiding cathartica stamt van het Griekse "katharein" (reinigen), een verwijzing naar de laxerende werking.
De wegedoorn is inheems in Europa en komt vooral voor in bossen en aan bosranden en in struikgewas. De wegedoorn komt in Nederland plaatselijk vrij veel voor op leemgronden in het zuidoosten, in beek- en rivierdalen, en in de duinen van Zuid-Holland, met name op Voorne, maar in de duinen van Noord-Holland en de rest van het land is de soort schaars.
Wegedoorn is een bladverliezende, lage of middelhoge struik of kleine boom. Het kernhout is roodachtig bruin terwijl het spinthout geel is. De zijtakken en bladeren staan bijna kruiswijs tegenover elkaar. De stam is grijs met veel lenticellen. De jonge takken hebben een strobruine kleur, zijn dun en recht.
Meestal lopen de tweejarige takken uit in een slanke doorn, met aan weerszijden een jongere tak, vandaar de treffende Duitse naam "Kreuzendorn". De winterknoppen zijn bedekt met zes tot acht bruinzwarte, lichtgerande schubben. De bladeren zijn verschillend van vorm, cirkelvormig tot langwerpig, met een toegespitste top, een fijngezaagde rand, een wigvormige of afgeknotte voet, en soms zijn de bladhelften ongelijk zoals bij de iep, en hebben een lange bladsteel. De zes tot tien paren van prominent gegroefde nerven zijn aan de onderkant licht donzig behaard. Ze staan verspreid langs de stengels.
De bloemen zijn klein, stervormig met vier groengele driehoekige bloemblaadjes, meestal functioneel eenslachtig en staan samen in de bladoksels. Wegedoorn bloeit in mei en juni en wordt door insecten bestoven. De vrucht is een kleine bes (eigenlijk een meerkernige steenvrucht) van 6-10 mm in diameter die rijpt direct van groen naar zwart, met vier steenkernen elk met een zaad.
Amandelwilg
De amandelwilg (Salix triandra) is een plant, die behoort tot de wilgenfamilie (Salicaceae). De struik kan goed tegen overstromingen. De amandelwilg komt voor in Eurazië.
De struik wordt 1,5–4 m hoog. De olijfgroene tot roodbruine, afbladderende bast van de twijgen is glad en breekt niet makkelijk af. Daaronder is de stam kaneelkleurig.
De jonge, kale twijgen zijn geelgroen tot bruinachtig. De verspreid staande, 6–10 cm lange, lancetvormige bladeren zijn van onderen kaal en blauwgrijs van kleur. Van boven zijn de bladeren iets glanzend. De bladeren zijn drie tot vijf maal zo lang als breed. De meestal blijvende, niervormige steunblaadjes zijn groot.
De amandelwilg is tweehuizig en bloeit in april en mei tegelijk met het verschijnen van de bladeren. De bloeiwijze is een katje. De vrouwelijke bloeiwijze is 4-8 x 0,5–1 cm groot. De mannelijke bloem heeft drie meeldraden en twee honingschubben, terwijl de vrouwelijk bloem drie stempels en één honingschub heeft.
De struik komt voor langs rivieren, sloten, in grienden en open loofbossen.
Egelantier
Als je een rozenstruik vindt in de natuur en je ruikt de geur van frisse appeltjes als je de blaadjes tussen je vingers fijn wrijft, dan heb je te doen met de Egelantier, Rosa rubiginosa.
De struik is verder ook te herkennen aan de sterk haakvormig gebogen stekels. De roze-rode bloemen lijken vaak erg op die van de Hondsroos, zodat de twee andere kenmerken het je toch mogelijk maken om de struiken van beide Rozensoorten uit elkaar te houden. De kelkbladen hebben fijne zijslippen die goed te zien zijn als de kroonbladen zijn afgevallen, want de kelk blijft nog lang op de rijpende bottels zitten.
De rozerode, soms naar wit neigende kroonbladen vallen na de bloei af, maar de kelk blijft lang op de uitrijpende bottel zitten. Het duurt enige tijd totdat de groene bottel naar rood gaat verkleuren
Op zonnige plekken in struwelen voelt de Egelantier zich thuis.
Krentenboom
De krentenboom is een lage boom uit de rozenfamilie. Hij kan 6 tot 9 meter hoog worden. In april bloeit het boompje met witte bloesems. Tegen het eind van de zomer zijn de donkerrode besjes – die op krenten lijken – aan de boom. De besjes smaken zoet en zijn ook geliefd bij vogels. In de herfst verkleuren de bladeren naar allerlei tinten oranje.
Een aanrader voor iedere grote of kleine tuin is een Europees krentenboompje of Amelanchier. Boom is namelijk een nogal overdreven woord voor deze ‘krent’. Hij kan zeker ettelijke meters hoog en breed worden, maar laat zich ook moeiteloos in toom houden, tot aan bonsai-formaat toe. Hij verdraagt volle zon, maar is ook blij met een koele plek in de halfschaduw en groeit in alle grond als het maar niet te drassig is.
Als je er nú een in de tuin zet, kun je volgend jaar drie keer genieten: van de bloesem, de krenten en de kleuren. En er komen ook nog vrachten vogels op af. Da’s dus eigenlijk vier keer genieten.
Vogelbescherming adviseert om zoveel mogelijk inheemse struiken en planten te gebruiken. Dat is het Europees krentenboompje níet, maar het boompje wordt niet gezien als potentieel bedreigend voor de Nederlandse natuur.
Hulst
De gewone hulst (Ilex aquifolium) is een formele, altijd groene struik met donkergroen, glanzend blad. Oudere bladeren ontwikkelen stekels, wat de Hulst of Ilex prima geschikt maakt voor het stoppen van ongenode gasten. Hulst ontwikkelt mooie, rode bessen in de periode van september tot maart. Hulst verdraagt snoeien goed en is prima geschikt als haagplant. Met snoeien is het wel verstandig handschoenen en beschermende kleding te dragen, als bescherming tegen het stekelige blad.
De vruchten van Hulst zijn giftig, evenals de rest van de plant.
Vanuit struikvorm uitgroeiend tot een kleine of middelgrote boom met een piramidale tot breed ovale kroon. De boom kan na vele jaren op een gunstige standplaats uitgroeien tot een grote boom. De kroon is zeer dicht vertakt; dit effect wordt versterkt door het stugge wintergroene blad.
De bladeren zijn glanzend donkergroen en hebben een sterk gegolfde bladrand met enkele forse stekels. De bloemen zijn klein en onopvallend. Ze zijn tweeslachtig. De vrouwelijke bloemen worden gevolgd door glanzend rode vlezige steenvruchten, in praktijk “bessen” genoemd.
De scherpe hulst is van nature inheems in West-Europa en een belangrijke boom in de cultuurhistorie van diverse volken. Houdt van een humusrijke, vochthoudende maar goed doorlatende bodem en verdraagt zowel zure als kalkhoudende grond. Naast het gebruik in parken, smalle straten en tuinen, is Ilex aquifolium ook een uitstekende haagplant. Er zijn tientallen cultivars benaamd waarvan vele met bont blad.